Vanuit het stadje Hoi An maken wij een excursie naar de ruïnes van My Son. Deze schijnen volgens velen vergelijkbaar te zijn met andere verlaten tempelcomplexen in Zuidoost Azië, zoals Angkor Wat in Cambodja, Borobudur op Java, Bagan in Myanmar en Ayutthaya in Thailand. My Son blijkt echter een stuk kleiner en bovendien tijdens de Vietnamoorlog zo goed als weggebombardeerd door de Amerikanen. De afgelegen tempelruïnes werden door de Vietcong als militaire basis gebruikt, en in augustus 1969 lieten de Amerikanen hun B52-bommenwerpers los op het gebied. Gevolg: een groot deel van de tempels is verwoest en het gebied ligt bezaaid met enorme bomkraters.
De tempels van My Son vormden het spirituele centrum van het Cham-volk. Hun koninkrijk Champa was eeuwenlang een belangrijke mogendheid in het huidige Midden- en Zuid-Vietnam. Volgens Chinese bronnen kwam dit rijk in het jaar 192 tot stand. Champa kende hindoeïstische, en later ook boeddhistische en zelfs islamitische elementen. Lange tijd wist het koninkrijk stand te houden tussen het rijk van de Khmers in het zuiden en het rijk van de Viets in het noorden. Het hoogtepunt van de Cham lag rond de 7e tot de 11e eeuw, wanneer een belangrijk deel van de handel tussen China en het Midden-Oosten via Champa verliep. De druk van de Vietnamese noorderlingen werd echter steeds groter, en rond 1600 verlieten de Cham het gebied rond My Son. In 1832 werd het grondgebied van Champa door de Vietnamese keizer Minh Mang definitief geannexeerd.
Momenteel wordt geprobeerd het complex in haar oude staat te herstellen, wat tot nog toe onmogelijk blijkt: de manier waarop My Son gebouwd is blijft namelijk tot op de dag van vandaag grotendeels een mysterie. De bakstenen zijn op elkaar gestapeld zonder dat zichtbaar is hoe en met welk materiaal de stenen met elkaar verbonden zijn. Bij de reconstructies die momenteel plaatsvinden, wordt een dun laagje olie gebruikt om de stenen op elkaar te ‘plakken’. Het is mogelijk dat ook de originele tempels op deze wijze gebouwd zijn. De eeuwenoude tempels zijn bovendien volledig vrij van mos, terwijl de reconstructies uit de jaren ’80 nu al totaal begroeid zijn. Ook hier blijft het gissen naar een mogelijke verklaring. De verhalen gaan, zo vertelt onze gids, dat de tempels mogelijk met ongebakken bakstenen gebouwd werden, waarna het gehele bouwsel vervolgens door een groot vuur werd verhit om de stenen te bakken. Na enige verdieping in dit onderwerp wordt al snel duidelijk dat deze optie ons vrij onwaarschijnlijk lijkt. Alleen onder de meest ideale omstandigheden zou het mogelijk zijn om de juiste temperatuur te bereiken waarbij bakstenen in de buitenlucht gebakken kunnen worden. Zou het Cham-volk iedere keer het risico hebben genomen hun bouwwerken te realiseren, waarna de kans bestond dat de bakstenen vervolgens niet goed gebakken konden worden? Het lijkt ons weinig aannemelijk. Voorlopig blijft de bouwwijze van de Cham dus nog een raadsel.
Eeuwenlang bleven de tempels van My Son onontdekt. Zelfs de lokale bevolking uit de omgeving wist niet van het bestaan van de ruïnes af op het moment dat de Fransen in 1885 het complex in de jungle herontdekten. Veel van de hoofden van de prachtige hindoeïstische en boeddhistische beelden van My Son werden door de Fransen meegenomen naar Frankrijk. Deze hoofden zijn momenteel te bezichtigen in het Louvre in Parijs. De beelden in My Son die wel een hoofd hebben, zijn reconstructies van latere tijd.
Nadat de Vietnamezen de Cham hadden verdreven, ontstond er een Vietnamees rijk met bijna dezelfde omvang als het huidige land. De keizerlijke hoofdstad van dit rijk was Hué. In Hué zijn tegenwoordig dan ook nog veel overblijfselen terug te vinden van deze keizertijd. Rondom de stad zijn diverse indrukwekkende tombes van de keizers te bezoeken. Ook de keizerlijke stad – gebouwd volgens dezelfde principes als de Verboden Stad in Peking – is een toeristische trekpleister. Hier kun je zien hoe de keizer met zijn familie en hofhouding leefde. Net als in de rest van het land komt ook hier de Vietnamoorlog echter weer om de hoek kijken. In 1968 lanceerden de communisten in het noorden het Tet-offensief – vernoemd naar het gelijktijdige Vietnamese nieuwjaar. Communistische troepen zetten de aanval in op 105 steden in Zuid-Vietnam. Hoewel de communisten uiteindelijk werden verslagen, bleek het offensief succesvol: het zorgde voor een omslag in de publieke opinie. In eerste instantie werd verondersteld dat de communisten redelijk snel verslagen zouden worden, maar door de successen van het Tet-offensief werd duidelijk dat de Vietnamese communisten sterker zijn dan gedacht. Het grootste succes van het Tet-offensief was de inname van de keizerlijke stad in Hué door de Vietcong. Ruim 25 dagen lang wisten ze zich binnen de dikke muren te verschuilen. De troepen van de Vietcong grepen hun kans en 3.000 mensen die aan de Zuid-Vietnamese regering gelinkt waren, werden gedood – sommigen zelfs onthoofd of levend verbrand. Dit staat bekend als de ‘slachting van Hué’. Het Amerikaanse bombardement dat volgde, beschadigde een groot deel van de monumenten binnen de keizerlijke stad. Ongeveer de helft van de oorspronkelijke gebouwen staat tegenwoordig nog overeind.
Vanuit Hué nemen wij deel aan een tour door de voormalige gedemilitariseerde zone van Vietnam. Na de Conferentie van Geneve-conventie in 1954 werd de 17e breedtegraad noord als grens tussen Noord- en Zuid-Vietnam aangewezen. De Ben Hai rivier loopt van de grens met Laos tot aan de zee redelijk parallel aan deze breedtegraad, en werd daarom in de praktijk als grens gebruikt. Vijf kilometer ten noorden en zuiden van deze grens werd een gedemilitariseerde zone ingesteld. Binnen deze gedemilitariseerde zone hebben tijdens de Vietnamoorlog enkele van de heftigste gevechten plaatsgevonden. Vinh is onze gids tijdens de tour. Hij is een oorlogsveteraan, en heeft vanaf 1966 acht jaar als adviseur van de Verenigde Staten bij het Zuid-Vietnamese leger gediend. Daarna werd hij door de communisten opgepakt en een half jaar ‘heropgevoed’ in een gevangeniskamp. Tegenover de communisten hield hij zich, om directe executie te voorkomen, stil over zijn samenwerking met de Amerikanen. Nadat Vinh voldoende tijd heeft doorgebracht in het kamp, mocht hij terug naar zijn familie in Hué en begon hij met het geven van Engelse les. Over zijn tijd in de gevangenis wil hij vrijwel niets kwijt, behalve dat hij overdag moest werken en iedere avond moest deelnemen aan het heropvoedingsprogramma. Wat dat heropvoeden exact inhield weten we dus niet, maar de foto-expositie die we eerder tijdens onze reis hebben bekeken in het War Remnants Museum in Ho Chi Minh-stad spraken toen al behoorlijk tot de verbeelding.
Tijdens de excursie rijden we onder andere over de Highway of Horror. In 1972 werd de Quang Tri provincie door de communisten overlopen, waarop de Amerikanen en het Zuid-Vietnamese leger vervolgens de lokale bevolking evacueerden. Langs de snelweg waarover deze evacuatie plaatsvond, had de Vietcong echter een hinderlaag gelegd, waardoor meer dan tweehonderd burgers de dood vonden. Eigenlijk is dit de eerste keer in Vietnam dat oorlogsmisdaden van de Noord-Vietnamezen beschreven werden. Wellicht komt dat door het feit dat Vinh aan de zijde van de Zuid-Vietnamezen had gestreden, en hij daarom persoonlijk kennis had gemaakt met de gruwlijkheden die de Noord-Vietnamezen begingen. Vinh werd op het moment van de slachting per helikopter geëvacueerd, en zag het allemaal voor z’n ogen gebeuren. In deze regio zijn veel herinneringen aan de oorlog terug te zien: een katholieke kerk die door de communisten als basis werd gebruikt en door de Amerikanen verwoest is; een Amerikaanse tank die door de Vietcong vernietigd werd en nu nog steeds bewegingsloos in de berm van de weg staat; oorlogsmonumenten die na de oorlog door de communisten zijn opgericht om de oorlog – en hun overwinning – te herdenken; en talloze begraafplaatsen. Een onderdeel van de excursie is een bezoek aan het tunnelstelsel van Vinh Moc. Deze tunnels zijn anders dan degene die we bij Cu Chi nabij Ho Chi Minh-stad hebben bezichtigd. Tijdens de oorlog werd de lokale bevolking van Vinh Moc bevoorraad via zee. Deze voorraden vervoerden zij op hun beurt weer door naar de Vietcong in Zuid-Vietnam. De oorlogsmaterialen werden in de tussentijd opgeslagen in de tunnels, waardoor het zich ontwikkelde tot een frequent doelwit van bombardementen vanuit het Amerikaanse leger. De bevolking van Vinh Moc werkte overdag op het land of op zee, terwijl zij de nachten doorbrachten in de tunnels om te schuilen tegen de bommen. Er werd met een hamer op een oude bomscherf geslagen wanneer de Amerikaanse bommenwerpers gesignaleerd werden. De tunnels lagen op 12, 14 en 23 meter diepte, terwijl de bommen kraters van hoogstens vier meter diep veroorzaakten. Hierdoor boden de tunnelstelsels een veilige schuilplek voor de bevolking van Vinh Moc. Omdat zij gedurende de oorlog grotendeels in de tunnels woonden, zijn deze tunnels een stuk ruimer opgezet – ongeveer 160 centimeter hoog – dan de tunnels van Cu Chi, en werden ze van een aantal ‘gemakken’ voorzien. Zo zijn er woonkamers, badkamers, toiletten met een afvoer naar de zee, ontmoetingskamers, schuilkelders en zelfs een kraamkamer. Tijdens de oorlog werden 17 baby’s in de tunnels geboren. Ondanks de verschrikkingen van de oorlog bleef het normale leven in Vinh Moc dus gewoon doorgaan.
De overblijfselen van een door de Vietnamoorlog verwoeste katholieke kerk in de provincie Quang Tri
Het dagelijkse leven in de Vinh Moc tunnels
Na deze historische dag zetten we onze reis voort naar het noorden van Vietnam, waarna we de grens met Laos over zullen steken. We zijn benieuwd naar wat dit voor ons relatief onbekende land ons zal brengen.